FR – ’t Grootste geluk in deze wereld is weggelegd voor hen die anderen trachten gelukkig te maken. (Akkrum)
Als Folkert bij zijn vader Willem aan de Heechien nr.10 in Akkrum op visite is (het is zo rond 1898), ziet hij aan de overkant van de straat de oude blinde buurvrouw Manus-Siebrich moeizaam de ramen lappen. Hij schiet vol en zegt […]
Als Folkert bij zijn vader Willem aan de Heechien nr.10 in Akkrum op visite is (het is zo rond 1898), ziet hij aan de overkant van de straat de oude blinde buurvrouw Manus-Siebrich moeizaam de ramen lappen. Hij schiet vol en zegt tegen zijn vader: “Det kin sa net, det scil oars, sokke earme minsken moatte holpen wurde”. Voor de niet-Fries: “Dat kan zo niet, dat moet anders, zulke arme mensen moeten worden geholpen”. En de steenrijke naar Amerika geëmigreerde Fries houdt woord. Hij laat een wooncomplex bouwen, de Coopersburg aan de Ljouwerterdijk 22, voor 44 oude en behoeftige mannen en vrouwen. Hij legt de eerste steen op woensdag 18 juli 1900 en heel Akkrum viert feest. Fanfares, zangkoren etc. gaan in een grote optocht vanaf Hotel Fortuin naar het feestterrein. ’s Avonds is er een groot vuurwerk. Een half miljoen gulden lichter opent hij met een zelfde groots feest op 8 mei 1901 het wooncomplex. Alle behoeftige bewoners, zowel mannen als vrouwen, moeten wel uit de buurt komen (het liefst uit Akkrum zelf) en hun beleden godsdienst is niet belangrijk. De regenten (= het bestuur) bepalen wie waar in een tweepersoonshuisje komt. Wanneer je partner sterft, word je bij iemand anders in een huisje ondergebracht. Per woonpaar krijg je 6 gulden per week en op je verjaardag ontvang je een rijksdaalder.
Het gebouw is ontworpen door de Akkrumse gemeente architect Folkert Hoekstra. Nu heet de bouwstijl ‘overgangsarchitectuur’. De tuin is prachtig en moest onderhouden worden door de aanwezige mannen in het complex. In het middengedeelte bevindt zich de regentenkamer waar de bestuursleden hun besluiten namen. Alle bestuursstukken zijn nog aanwezig in de immense brandkast die er staat. In het jaar 1981 moeten de regenten het bestuur opgeven want het kapitaal is niet meer rendabel genoeg voor de exploitatie en het onderhoud. En ook Folkert Harmens Kuiper Willemzoon kon niet lang genieten van zijn weldadigheid want hij stierf een paar jaar na de opening op 31 december 1904, sommigen zeggen in New York, anderen verhalen dat hij de laatste jaren nog doorbracht in Akkrum. De miljonair uit het gezin van 11 kinderen met een arme vader die bakker in Akkrum was, liet zich begraven met zijn vrouw Antoinetta Gerardina de Graaff in een prachtig jugendstil mausoleum vlak achter de Coopersburg. Eindelijk was Frank H. Cooper, zoals hij zich noemde in Amerika, herenigt met zijn vrouw die veel te vroeg was overleden op 31 december 1878 te Toledo Ohio, slechts 32 jaar oud. Natuurlijk was Folkert hertrouwd maar dat was meer een verstandshuwelijk en vermoedelijk was er niet een echte liefde. Zijn hart lag bij de vrouw van wie hij te vroeg afscheid had moeten nemen. Dat maakt de marmeren grafkist nog indrukwekkender: massief en als een, zo liggen ze daar voor de eeuwigheid bij elkaar. De Oostenrijkse architect Johann Hinrich Schröder, die tijdelijk in Leeuwarden woonde om later naar Amsterdam te verhuizen, bouwde het mausoleum in 1906 in de sezessionstijl. (Sterk door de jugenstil beïnvloedde bouwstijl, als voorloper van het symbolisme en met een voorliefde voor de donkere kanten van de vrouw: zie de toegangspoort!)
Folkert kon zeer goed leren en ging zelfs diverse malen naar London en Parijs. Zijn droom lag in Amerika, het land van de ongekende mogelijkheden. Zijn ouders verboden die emigratie lange tijd om uiteindelijk de heenreis en een eventuele thuisreis te betalen. Het begin was niet gemakkelijk maar het geluk kwam toen hij in een andere winkel ging werken als waar hij begonnen was en daar zijn latere uit Middelburg geëmigreerde vrouw Netty de Graaff ontmoette. De kinderen die zij kregen bekroonde hun huwelijk. Zijn fortuin maakte hij door als een van de eersten ter wereld, samen met een compagnon, een warenhuis –Siegel Cooper & Co – te openen in Chicago. Het was acht verdiepingen hoog met een winkelvloer van 7 hectare en met meer dan 2500 man personeel die in de watten werden gelegd, omdat zij vakantie kregen, een bibliotheek tot hun beschikking hadden en ontspanningsruimten konden gebruiken. Later volgde een tweede vestiging in New York, The Big Store geheten. Hun warenhuizen waren futuristisch, met in huis kappers, tandartsen, banken, restaurants en galeries om maar wat te noemen. “Our Motto: ‘the same goods for less money or better goods for the same money’”. In het centrum van de winkel klaterde een reusachtige fontein, de favoriete ontmoetingsplek voor het winkelend publiek. (kijk nog even naar de Coopersburg….)
Toen ik de Coopersburg bezocht was ik knock-out geslagen door het verhaal. De opvattingen van Folkert dat ‘alle minsken binn’ mijn broerren’ was al in al zijn simpelheid geweldig. Maar wat mij eigenlijk dagen later nog het meest had getroffen was een simpele foto aan de muur. De toenmalige gebrekkige ouderen zijn op de gevoelig plaat vastgelegd. En zoals je op de foto van de regenten kunt opmerken: niemand lacht. We denken dat dat komt omdat mensen vaak een slecht gebit hadden, of menen anderen, zich erg bewust waren van een lange sluitertijd (soms wel een kwartier) of dat, zo stelt een derde theorie, het op een foto mogen staan vermoedelijk een eenmalig privilege zal zijn. Maar de foto van de oude bejaarde bewoners oogt alsof hij gisteren is gemaakt, ze lachen vriendelijk, een enkeling uitbundig en ze zien er zeer gelukkig uit. Deze foto leert ons iets: we willen op onze oude dag allemaal zo zijn, simpelweg blij en gelukkig. Alle rangen en standen zijn in hun gezichten vervaagd. Wanneer ik goed kijk in het glas van de fotolijst, zie ik de contouren van mijn eigenhoofd langzaam als twee druppels water in dat van hen opgenomen worden. “Alle minsken binn’ mijn broerren”, zei Folkert bij de opening.
Dan nog een woord van dank aan hen die zelden bedankt worden. De bewoners van Akkrum die elke dag van hun Coopersburg houden. Zo zelfs dat elk jubileum uitvoerig gevierd wordt in het dorp. Luister naar de stamelende en steenkolen Engels sprekende burgemeester op 6 april 2001 bij het 100-jarige bestaan. De dank en het respect klinkt in zijn stem net zo intens alsof het 100 jaar geleden was. En dan al de vrijwilligers die je rondleiden door de regentenkamer en de tuin. Ze nemen alle tijd voor je en nooit hoor je een zucht of proef je afstand. Anne Dijkstra, mevrouw Siesling en Appie Kamstra kwamen op hun fiets aangereden en hebben deze arrogante met kunst en musea overgoten Randstedeling die ik ben, de eenvoud van de Friese cultuur en het daardoor gevormde landschap intens laten proeven. Ik buig voor jullie.