NB – De enige privé-gevangenis in Nederland.
Het plaatsje Budel-Dorplein in Noord-Brabant was een privé-dorpje van de Belgische zinkfabriek. In 1892 werd het moeras drooggelegd en op deze godverlaten plek bouwde de familie Dor de fabriek en het dorp voor de arbeiders. Zelf gingen zij er ook wonen, bijvoorbeeld […]
Het plaatsje Budel-Dorplein in Noord-Brabant was een privé-dorpje van de Belgische zinkfabriek. In 1892 werd het moeras drooggelegd en op deze godverlaten plek bouwde de familie Dor de fabriek en het dorp voor de arbeiders. Zelf gingen zij er ook wonen, bijvoorbeeld in de Waalse en chaletstijl ontworpen villa aan de Hoofdstraat 78.
De arbeiders kregen betrekkelijk grote huizen maar woonden daar met meerdere gezinnen. De huizen hadden opmerkelijk grote tuinen. Vaak denken mensen dan ook dat het een soort Tuindorp was. Maar de grond diende voor een moestuin want er was niets in het dorp. Bewoners dienden zelfvoorzienend te zijn.
In een kantoor op het fabrieksterrein was een kapel gevestigd (konden de arbeiders ook op zondag werken) en pas zo’n vijf jaar later kwam er een bakkerij, een wasserij, een school, een pensionaat voor de vrijgezelle arbeiders en een café-restaurant. Alles in een groot gebouw en ze noemden het Hotel St. Joseph of ‘De Cantine’ (met een ontspanningszaal voor max. 600 personen). Niet gering dus. En alles door de ‘Zink’ betaald, zoals de arbeiders zeiden.
De fabriek zorgde voor alles en zo kon het dorpje een eigen leven leiden. De electra werd door de fabriek geleverd en ook het wegennet was hun eigendom. De schoolmeester en de veldwachter stonden op de loonlijst van de fabriek. Een relatie met buurdorp Budel bestond er niet echt. Budel-Dorplein was een enclave in Nederland, ontworpen door fabrieksdirecteur Emile Dor met een strak formeel stratenplan, zelfvoorzienend en in zichzelf gekeerd. Er was zelfs een eigen gevangenis.
In een met gracht en hek omsloten gebouw had men twee cellen aangebracht. Na de zware deur zat een traliehek dat de cellen afsloot van de eventuele weg naar de vrijheid. Praten met de gevangenen kon via kleine zeer smalle luiken aan de achterkant van de cel. De veldwachter Melchior Brugmans hoefde dus niet echt naar binnen om contact te hebben. De gevangenis lag tegenover zijn huis aan de Theo Stevenslaan.
Pas in 1968 heeft de gemeente Budel het wegennet van de fabriek gekocht en is het eindelijk weer een echt stukje Nederland.
Er is daar nog zoveel meer te zien maar dat is misschien voor een andere blog. Bijvoorbeeld toen ik vroeg of ik het oorlogsmonument mocht bezoeken, dat op het fabrieksterrein ligt. Bij het poortgebouw wist niemand iets van dit drama. En ook de vrachtwagenchauffeurs die achter mij noodgedwongen stonden te wachten, wisten van niets. Behalve die ene. Hij had het verhaal van zijn vader gehoord. Ook zijn vader werkte ooit op ‘De Zink’. En dan fluisterend, ‘maar ook hij was vroeg dood’ en hij kuchte. Hij zal ook niet echt oud worden. ‘De Zink’ is een stille moordenaar.