LB – Een zeer beroemde studeerkamer in Haelen.
Zelf durft ze niet mee naar dat enge zoldertje boven in de toren. Ze drukt de sleutel in mijn hand. Ik geef toe dat toen ik het luik openklapte, bang was dat er spinnen, ongedierte en dode muizen naar beneden zouden vallen op mijn hoofd. Met mijn ogen dicht tegen al het stof, hef ik mijn lichaam op en ga staan op de bovenste trede van de trap. Hier ben ik dan plotseling in het volle zonlicht in de studeerkamer van Eugѐne Dubois (1858-1940), een van Nederlands grootste wetenschappers. Hier op het landgoed De Bedelaar had hij dromen maar verbeet hij hier ook zijn miskenning en zijn verraad. Had hij niet de Duitse anatoom Gustav Schwalbe als enige een gipsafdruk laten maken van zijn gevonden missing link tussen aap en mens, het schedeldak van de Pithecantropus erectus (de aapachtige mens die rechtop liep)? Hopend op erkenning na al die zinloos afgelopen congressen in de wijde wereld, stak de Duitser definitief het mes tussen zijn ribben door in een boek de eureka vondst naar het rijk der fabelen te verwijzen. Oké, in 1950 bleek zijn Javamens een gewone Homo Erectus te zijn en niet de missing link. Toch is dit wel de oudste vondst ervan (700.000 jaar geleden) en het maakte hem de oervader van de paleoantropologie.
Het schedeldak, de kies en de dijbenen, die zouden toebehoren aan een wezen dat ‘in dezelfde opgerichte houding stond en ging als een mensch’, liggen in een kluis in Naturalis te Leiden. De tas die hij altijd bij zich droeg staat er naast. Toeval? Zeker, want hij was de tas al eens vergeten toen het schip waarmee hij uit Java terugkeerde naar Nederland in een storm terecht kwam. Hij stond al bij de reddingsboot en dan, ‘godverdomme, mijn tas!’. In Parijs, de lichtstad, liet hij hem staan in een café en dankzij de ober, die de tas even achter had gezet, kreeg hij zijn beroemde opgravingsvondsten van de Javamens terug. Even kijk ik snel om mij heen, ligt hier niet nog iets, een bruin stuk bot waarmee hij definitief zich had willen rehabiliteren?
Dit is de kleine torenkamer van een groot geleerde. Hieronder huizen tegenwoordig gedetineerden die op het punt staan terug te keren naar de maatschappij. Een ervan wandelt met mij mee het bos in om de uilentoren aan te wijzen. Alleen had ik hem niet gevonden. Vijftien meter hoog, verwarmd in de winter, biedt hij sinds 1937 onderdak aan uilen en vleermuizen. Zo verlossen zij de omgeving van hinderlijke insecten en knaagdieren op een biologische manier. Logisch dus dat er geen lijken van muizen en honderden insecten op mijn hoofd vallen toen ik als een homo erectus mij in de toren omhoog heb gehesen.
Indonesië eist de schat van Dubois op. De meer dan 40.000 opgravingsvondsten nam hij mee naar Nederland in 400 kisten. Ze zijn allemaal uit de grond gehaald door Indonesische gevangenen, bewaakt door Nederlandse militairen. Dubois omschreef de dwangarbeiders als ‘zo indolent als kikvorschen in den winter’. Misschien moet het museum, dat aarzelt om de schat van Dubois terug te geven, wel vragen of ze dan zelf de 400 kisten weer komen inpakken. Kunnen we nog heel lang genieten van de schat achter kogelwerend glas in Leiden. Of is deze grap niet meer te maken in deze tijd van woke inzichten?
Is er iemand die gevallen is over de vloek die ik Dubois heb laten zeggen? Ik ben er niet bij geweest op dat schip maar ik weet bijna zeker dat hij gevloekt heeft. Als katholiek van doop heeft hij later de kerk de rug toegekeerd. Immers vanuit religieueze hoek werd sterk getwijfeld aan zijn vondsten en het belang daarvan. Zijn theorie ondergraaft natuurlijk het Bijbelse scheppingsverhaal en er werd alles aangedaan om zijn vondsten te kleineren. Toen ook nog de franciscaner pater dr. J.J.A. Bernsen O.F.M. tot zijn assistent werd benoemd om de collectie te nummeren, was Dubois daar niet echt blij mee. Ik denk dat mijn vloek inzake de denkwereld van Dubois, erg mild is.