DR – Dromen in Drenthe: wat geschiedenisboekjes je niet hebben verteld over Frederiksoord.
Rond 1800 was diepe armoede bij vooral mensen in de steden een immens probleem. Als er al werk was, dan waren ook kinderen vanaf vijf jaar medekostwinnaars. Dronkenschap, prostitutie en geweld tierden welig in snel verpauperende steden. Liefdadigheid was nooit een taak van de Staat maar simpel van de kerk of een welwillende eenling. Zo’n eenling was Johannes van den Bosch. Hij kocht op 18 augustus 1818 in Drenthe landgoed Westerbeeksloot en stichtte daar zijn eerste Kolonie van Weldadigheid.
Er kwamen 53 mini arbeidershuisjes met elk drie hectare woeste heidegrond, een centraal voorraad magazijn, een spinzaal en een kooklokaal. Tevens werd er een waterput geslagen. Notabelen in heel Nederland had hij weten te bewegen om vijf cent per week te schenken aan deze eerste Kolonie. En daar werden uiteindelijke 53 gezinnen met hun 230 kinderen heen gestuurd om het woeste land te ontginnen en om er hun voedsel te gaan verbouwen. Zij kregen kleding, beddengoed, gereedschap, stuks vee en inboedel op afbetaling. Hun kinderen moesten tot 12 jaar naar school en ze gingen op zondag met zijn allen naar de kerk. Bij ziekte werd er voor je gezorgd. In de oude herberg van het landgoed was er ’s avonds tijd voor non-alcoholische ontspanning. Vaklieden, zoals smeden, timmerlieden, kwamen uit de dorpen rond de kolonie. Alles wat nodig was, lag te koop in de koloniewinkels.
Na een aantal jaren zou de kolonie zelfvoorzienend kunnen zijn en was armoede definitief verdwenen, zo had Johannes van den Bosch berekend. Wel waren er opzichters om alles in de gaten te houden. Veel soorten bestraffingen en beloningen moesten het goede gedrag en werkhouding aanleren. In 1915 stierf de laatste van de oorspronkelijke kolonisten op 99 jarige leeftijd in een van de rusthuizen die later op kolonieterrein gebouwd waren. Pas in 1901 nam de Nederlandse regering de eerste leerplichtwet aan waarin kinderen tot hun 12de naar school moesten (het kinderwetje van Van Houten uit 1874 verbood kinderarbeid tot twaalfjaar alleen in de fabriek, niet op het land). De Algemene Bijstandswet ter bestrijding van armoede werd pas in 1965 (!!) aangenomen.
De Koloniën van Weldadigheid zijn te bezoeken. Er is een museum en er zijn nog de vele gebouwen die inmiddels prachtig gerestaureerd zijn. Toen ik er voor het eerst heen ging in de zeventiger jaren was alles in verval. De bomen groeien inmiddels tot in de hemel en bossen omringen van wat over is van de oorspronkelijke kolonie. Alle wegen zijn geasfalteerd en wandel- of fietsroutes te koop.
Na alle museumkennis en toeristenkoffie wil ik je toch laten ervaren en voelen wat het geweest moet zijn daar in de begin jaren van 1800. Het landgoed was toen 650 hectare groot, waarvan slechts een kleine 80 ontgonnen en bewoonbaar. Parkeer je fiets of auto op de kruising van de Graaf van Limburg Stirumlaan en de Molenweg bij nr. 4 (kijk nog even naar de oorspronkelijke gaarkeuken) en loop de doodlopende stoffige onbestrate landweg op naar links. Zie dat er weinig hoge bebossing is, kijk naar de lange rij kleine bijna oorspronkelijke boerderijtjes die in een rechte lijn achter elkaar staan. Dat was om zo al de bewoners beter te kunnen controleren of het wel goed ging. De gelijke afstand markeerde hun privé akkertjes en weidegrond. En loop deze doodlopende zandweg in, vergeet de minieme uiterlijke verbouwingen aan de huisjes, vergeet de enkele auto op het erf en trek je niets aan van de verbaasde blikken van de lokale bewoners. Loop zoals de vroege kolonisten, onwennig vanuit de verpauperde steden gekomen, door dit onontgonnen terrein een onwennige toekomst te gemoed. Ontwaar tijdens je korte wandeling of jij nog een spoor van een Johannes van den Bosch in je hart weet te ontdekken.
(auteursrecht? laat het me weten en ik verwijder onmiddellijk de foto)